Macronutriënten (1000 mg per kilogram)
Koolstof (C)
Koolstof is een bouwstof die planten uit de lucht halen en wordt gebruikt om de plant stevig te houden.
Waterstof (H)
Waterstof zorgt ervoor dat de plant niet uitdroogt en wordt natuurlijk gehaald uit water.
Zuurstof (O2)
Zuurstof halen planten uit het water en dit wordt via de wortels van de plant opgenomen.
Kalium (K)
Kalium activeert verschillende enzymen, waardoor de plant CO2 kan opnemen. Ook bevordert kalium de bloei en vrucht groei. Verschijnselen bij gebrek aan kalium zijn kuilen en heuvels of dode plekken op het blad. De stengel blijft vaak ook dun en slap. Planten kunnen ook vatbaarder worden voor ziektes door kalium.
Calcium (CA)
Calcium is onderdeel van de celwanden in planten en versterkt de cellen ook heeft het een functie in het reguleren van andere voedingsstoffen. Bij een gebrek aan stikstof sterven de toppen van wortels en scheuten af. De bladeren buigen om en de uiteinden vallen eraf.
Magnesium (Mg)
Magnesium speelt meerdere rollen als onderdeel van de bladgroenkorrels en benutting van het fosfor.
Fosfor (P)
Fosfor stimuleert groene wortels en is onderdeel van het energietransport in de plant.
Stikstof (N)
Stikstof stimuleert de groei en is onderdeel van de aminozuren en bladgroenkorrels. Bij gebrek aan stikstof krijgen de bladeren van de plant een gele kleur en kunnen uiteindelijk afsterven.
Zwavel (S)
Zwavel is belangrijk voor de aminozuren, eiwitten en het maken van plantweefsel.
Micronutiënten (100 gram per kilogram)
Mangaan (Mn)
Mangaan beinvloedt hoe planten gebruik maken van energie, water en nutriënten tijdens fotosynthese.
Zinc (Zn)
Zinc reguleert de groeihormonen. Zonder voldoende zinc kan er een gebrek ontstaan aan ijzer.
IJzer (Fe)
Ijzer is vooral nodig bij jonge planten om chlorophyl te produceren, het groene pigment bij planten.
Koper (Cu)
Koper maakt het mogelijk voor de wortels om nutriënten efficiënt te verplaatsen.
Molybdeen (Mo)
Molybdeen maakt stikstof meer toegankelijk en een tekort kan een gezonde groei verhinderen.
Chloor (Cl)
Chloor zorgt ervoor dat het water zich door cellen kan voortbewegen.
Borium (B)
Borium beinvloedt de groei van celconstructie tot de ontwikkeling van vruchten.