Er zijn verschillende manieren om de vruchtbaarheid van je tuinaarde te beoordelen en uit te vinden wat het nodig heeft. Hieronder een aantal stappen die je zelf thuis kan doen zonder dat je een labotorium of teststrips nodig hebt.
Als het goed is zal de schimmel binnen 2-3 dag volledig verdwenen zijn. Om te voorkomen dat schimmel terug komt dien je de plant vooral niet teveel water te geven en alleen als de aarde er droog uitziet. Mocht schimmel toch regelmatig terugkeren bekijk dan ook of je de kwaliteit van je potgrond kan verbeteren door bijvoorbeeld vermiculiet toe te voegen voor een betere drainage.
Schimmel op de plant zelf komt minder vaak voor, maar kan gebeuren als de schimmel op de aarde niet tijdig wordt aangepakt.
]]>Vaak is gewone tuinaarde of compost niet een geschikt medium voor het kweken van planten in potten. Dit wordt al helemaal snel duidelijk als je de planten in potten binnen kweekt en na twee weken een hoop vliegen door je huis ziet zwermen. De aarde van buiten kan vele onaangename verassingen met zich meenemen. Met name kiemen zijn zeer kwetsbaar en kunnen al snel worden aangetast door schimmels of bacteriën.
Binnenshuis is het vaak droger en planten hebben minder ruimte en voedingstoffen tot hun beschikking. Hierdoor is een erg luchtig medium nodig die ook nog is het vocht goed kan vasthouden. Een meer geschikt medium kan worden gemaakt door een mix van turf, vermiculiet en compost.
Nadat je iets hebt laten groeien in de potgrond zal de aarde vol zitten met plantenwortels. De aarde voelt minder vruchtbaar en neemt nauwelijks water op, omdat bijna al het organisch materiaal is vergaan. Begeeft jou potgrond zich in deze situatie dan wordt het tijd om de potgrond te herconditioneren:
De potgrond is na het herconditioneren weer klaar voor het kweken van voedsel, bloemen of ander planten.
]]>Van alle verschillende variabelen bij het kweken van je eigen planten is de juiste bodem mix het aller belangrijkste. Het maakt werkelijk het verschil tussen slappe gele bladeren en gezonde, bruisende planten.
]]>Koolstof is een bouwstof die planten uit de lucht halen en wordt gebruikt om de plant stevig te houden.
Waterstof zorgt ervoor dat de plant niet uitdroogt en wordt natuurlijk gehaald uit water.
Zuurstof halen planten uit het water en dit wordt via de wortels van de plant opgenomen.
Kalium activeert verschillende enzymen, waardoor de plant CO2 kan opnemen. Ook bevordert kalium de bloei en vrucht groei. Verschijnselen bij gebrek aan kalium zijn kuilen en heuvels of dode plekken op het blad. De stengel blijft vaak ook dun en slap. Planten kunnen ook vatbaarder worden voor ziektes door kalium.
Calcium is onderdeel van de celwanden in planten en versterkt de cellen ook heeft het een functie in het reguleren van andere voedingsstoffen. Bij een gebrek aan stikstof sterven de toppen van wortels en scheuten af. De bladeren buigen om en de uiteinden vallen eraf.
Magnesium speelt meerdere rollen als onderdeel van de bladgroenkorrels en benutting van het fosfor.
Fosfor stimuleert groene wortels en is onderdeel van het energietransport in de plant.
Stikstof stimuleert de groei en is onderdeel van de aminozuren en bladgroenkorrels. Bij gebrek aan stikstof krijgen de bladeren van de plant een gele kleur en kunnen uiteindelijk afsterven.
Zwavel is belangrijk voor de aminozuren, eiwitten en het maken van plantweefsel.
Mangaan beinvloedt hoe planten gebruik maken van energie, water en nutriënten tijdens fotosynthese.
Zinc reguleert de groeihormonen. Zonder voldoende zinc kan er een gebrek ontstaan aan ijzer.
Ijzer is vooral nodig bij jonge planten om chlorophyl te produceren, het groene pigment bij planten.
Koper maakt het mogelijk voor de wortels om nutriënten efficiënt te verplaatsen.
Molybdeen maakt stikstof meer toegankelijk en een tekort kan een gezonde groei verhinderen.
Chloor zorgt ervoor dat het water zich door cellen kan voortbewegen.
Borium beinvloedt de groei van celconstructie tot de ontwikkeling van vruchten.
]]>Een wormenbak bestaat uit verschillende lagen op elkaar gestapeld. De onderste laag functioneert als opvangbak van het percolaat. Dit lekvocht sijpelt door de verschillende lagen van de wormenbak naar beneden en wordt uiteindelijk opgevangen in de opvangbak.
In de eerste verdieping start je het compostproces op. Hier vorm je de eerste beddinglaag met wormen. Zodra de eerste laag vol ligt met organisch materiaal begin je met het vullen van de tweede verdieping. Na een tijdje zullen de wormen alles hebben opgegeten op de eerste laag en migreren door de gaten in de bodem naar de volgende verdieping. Wanneer alle wormen de eerste verdieping hebben verlaten is alles wat nog overblijft verse compost. Deze compost kan nog niet direct geoogst worden, omdat wormen zich vaak nog wel kunnen verplaatsen tussen de verschillende lagen. De beste methode om de compost te oogsten is de bak bovenop de andere lagen neer te zetten zodat het kan drogen. Wanneer je dan ook nog de deksel eraf haalt zorgt het licht ervoor dat de wormen automatisch naar de onderliggende bakken kruipen.
Het voordeel van een wormenbak met verschillende lagen is dat de compost gemakkelijk geoogst kan worden zonder de wormen te verstoren. Het is niet nodig om compost, afval en wormen van elkaar te scheiden. Een ander voordeel van met verschillende lagen werken is dat het keukenafval verspreid wordt over verschillende verdiepingen en zo voorkom je dat de wormen een te grote hoeveelheid aan afval moeten verwerken.
De eerste maand start je de wormenbak op en is het belangrijk om deze periode de wormenbak extra goed in de gaten te houden. Met een wormenbak werk je in lagen en volg je de volgende stappen om het proces in de juiste volgorde op te bouwen.
Bij het opstarten van een bak zullen de wormen nog moeten wennen aan hun nieuwe omgeving. Probeer de omstandigheden zo ideaal mogelijk te maken in de bak en daarbuiten het tegenovergestelde door bijvoorbeeld een lamp op de bak te zetten. De Wormenboerderij kan je helpen bij het vinden van de juiste wormenbak.
Wormenbakken zijn er in verschillende groottes en met een wisselende capaciteit. Over het algemeen zijn wormenbakken bedoelt voor het verwerken van groenafval zoals keukenafval. Bruin afval kan ook in een wormenbak zoals resten uit de tuin, maar echter wel in een beperkte hoeveelheid. Bruin afval verteerd heel langzaam en wordt eigenlijk vooral gebruikt om het materiaal in de wormenbak te verluchten. Heb je veel bruinafval dan kan je beter daarnaast ook een composthoop aanleggen in de tuin.
Afhankelijk van wat je allemaal eet kan een wormenbak bijna al je keukenafval verwerken. Toch zijn er een aantal etenswaren die het verteringsproces niet bevorderen of zelfs een negatieve impact hebben op het proces. Hieronder staan een aantal richtlijnen die aangeven wat wel en wat niet goed werkt in een wormenbak. Natuurlijk is ook je eigen ervaring belangrijk en dagen we je uit om af en toe te experimenteren. Het kan maar net zo zijn dat je bepaalde hapjes ontdekt die je wormen heerlijk vinden.
Gooi niet teveel van dezelfde soorten etensresten in een wormenbak, maar probeer het keukenafval divers te houden. Uiteindelijk wil je dat het compost en percolaat dat je oogst een gevarieerd aanbod aan voedingsstoffen bevat in een evenwichtige hoeveelheid. Als planten geen toegang krijgen tot bepaalde voedingsstoffen kunnen planten vatbaar worden voor ziektes. Ook raakt de bodem op haar beurt uit balans.
Een wormenbak onderhouden en verzorgen kost tijd net als het kweken van planten. De hoeveelheid tijd die je er op wekelijkse basis aan besteed is echter miniem, maar het mag niet vergeten worden.
Een wormenbak kan in ieder geval 3 weken en soms zelfs langer zonder extra voedsel. Wormen zullen nog genoeg voedsel vinden in de verteerde compost. Geef de wormen voordat je op reis gaat niet meer voedsel dan je normaal gesproken geeft. Een ophoping van afval kan tot verstikking leiden.
Een wormenbak kan zowel binnen als buiten geplaatst worden. Binnen is de temperatuur vaak constanter en heb je geen last van extreme kou. Een kelder, gang of berghok met een gemiddelde temperatuur van 18 graden is ideaal.
Hoe een wormenbak voor jouw werkt is afhankelijk van de grote van je gezin en de producten die je eet. Groenteresten en fruitresten zijn erg belangrijke voeding voor een wormenbak
Het onderhouden van een wormenbak kost weinig tijd en levert vele voordelen op. Soms kunnen er situaties ontstaan waarbij een wormenbak extra aandacht nodig heeft. Hopelijk kan je door het bestuderen van onderstaande situaties problemen met de wormenbak voorkomen.
Een goed werkende wormenbak stinkt niet. Wel kunnen sommige materialen zoals bijvoorbeeld sinaasappelschillen voor een aantal dagen een specifieke geur achterlaten. Uiteindelijk verdwijnt dit en ruik je alleen nog de rijpe compost. Een goed werkende wormenbak stinkt niet.
Stank ontstaat wanneer door het materiaal onvoldoende zuurstof circuleert. In normale omstandigheden verteren aërobe bacteriën het keukenafval en produceren daarbij geurloze gassen zoals waterdamp en koolzuur. Zonder zuurstof sterven deze bacteriën en wordt het werk overgenomen door anaërobe bacteriën welke zuurstofloze gassen produceren zoals ammoniak en zwavelwaterstof. Deze gassen zijn schadelijk voor andere organismen en stinken.
Fruitvliegjes zijn onschadelijk, maar kunnen in grote aantallen toch behoorlijk irritant zijn. Je kunt ze niet alleen tegen komen in een wormenbak, maar ook in de keuken, de prullenbak of de fruitschaal. Fruitvliegjes leggen hun eitjes vaak in rot fruit.
Hoe kan je problemen met fruitvliegjes oplossen?
Schimmels zijn een belangrijk onderdeel voor het verteren van afval en horen thuis in een wormenbak. Soms zijn schimmels iets overdadiger aanwezig dan andere keren. Het afval kan dan overdekt zijn met een witte deken van schimmels. Vaak zijn deze schimmels na enkele dagen ook weer verdwenen.
In normale omstandigheden zullen wormen het wel uit hun hoofd laten om te vluchten uit een wormenbak. Ze houden niet van licht en hebben een vochtige omgeving nodig zodat hun huid niet uitdroogt. Als wormen ontsnappen is dat een teken dat er iets mis is met de wormenbak.
Zodra bacteriën met hun enzymen het keukenafval bewerken worden de celwanden ontbonden en komt het celvocht vrij. Dit celvocht bevat voedingsstoffen die planten via de wortels als zouten uit de bodem hebben gehaald. In een wormenbak sijpelt dit vocht naar beneden toe door de compostlaag heen en eindigt het in de opvangbak. Het celvocht vermengd met de voedingsstoffen onttrokken uit de compost wordt het percolaat genoemd.
Percolaat bevat veel goede voedingsstoffen voor planten waaronder magnesium, calcium en kalium. Echter is het zoutgehalte in percolaat erg hoog doordat het afkomstig is van de voedingszouten van planten die aan de wormen zijn gevoerd. Het percolaat kan je sterk verdund gebruiken in het water dat je aan de planten geeft. De verhouding is 1:10 dus 1 liter percolaat op 10 liter water. Breng je het percolaat niet verdunt aan riskeer je dat de wortels van de plant verbranden.
Bij potplanten is het helemaal belangrijk om de verhoudingen goed in de gaten te houden. Deze planten zijn het meest gevoelig en een overschot aan percolaat kan moeilijker gecompenseerd worden in een pot. Een teveel aan percolaat zorgt ervoor dat andere nutriënten minder aanwezig zijn en dat de potgrond uit balans raakt.
De positieve effecten van percolaat zijn ook al snel te zien bij potplanten. Een snellere groei, meer bladeren en de weerstand tegen ziekten verbeterd.
We adviseren niet vaker dan één keer in de week percolaat verdund toe te voegen aan het water. Sommige planten zoals tomaten kunnen meer voedingsstoffen gebruiken dan anderen. Het is dan ook aan te raden dat je per plant raadpleegt wat een plant nodig heeft.
De bodem is ook belangrijk voor de opname van percolaat. In een zanderige bodem stroomt het percolaat snel weg zonder dat het ooit de wortels van de plant bereikt. Het is belangrijk om een potgrond te hebben met een goede bodemverbeteraar die de nutriënten opslaat.
Percolaat kan je nog maanden bewaren zonder dat het zijn werking verliest voor het voeden van planten. Je kan het verdund of onverdund in een fles bewaren.
]]>Wellicht zijn de verschillen niet meteen duidelijk zichtbaar, maar we kennen wel meer dan 30 verschillende soorten wormen. Niet alle wormen zijn geschikt voor het composteren van voedsel. Op basis van hun verschillende levenswijze delen we wormen in in drie verschillende categoriën.
Bodemwoelers leven in de bovenste grondlaag en verteren daar het organisch materiaal en mengen het met de bodem. Ze zijn licht van kleur en niet geschikt als compostworm.
Diepgravers maken lange diepe tunnels die voor goede drainage zorgen bij een regenbui en de aarde luchtig houden. Diepgravers worden ook wel regenwormen genoemd, zijn meer dan 20 centimeter lang en voeden zich aan het bodemoppervlak. In een compostbak voelen deze wormen zich niet thuis en zullen het liefst weer diep de grond in gaan.
Strooiselwormen leven in afgestorven plantenmateriaal, mesthopen en ander organisch materiaal. Eisenia Fetida behoort tot de stooiselwormen en is uitermate geschikt als compostworm. Ze eten dagelijks hun eigen lichaamsgewicht aan afval en planten zich snel voort. De Eisenia Fetida is niet zo lang als de regenworm en ongeveer 10 centimeter groot. Net als andere soorten is de compostworm rood van kleur, maar kenmerkt zich door de oranje gestreepte banden die het soms heeft.
De Dendrobaena Veneta is ook een strooisel worm, maar minder geschikt als compostworm. Het is een grotere worm dan de Eisenia Fetida, maar eet minder en plant zich ook minder snel voort. Deze worm is vaak te koop bij de viswinkel.
Wormen zijn ongewervelde dieren met een lichaam dat bestaat uit verschillende segmenten in de vorm van ringen. Op elke ring zitten borstels die eruit zien als haren. Met deze borstels houden wormen zich vast aan de aarde terwijl ze de rest van hun lichaam vooruitstrekken. Wormen hebben geen ogen, maar kunnen wel licht waarnemen en trillingen. Regenwormen hebben ook wel de neiging om naar boven te komen wanneer het regent. Ze voelen de regen aan door de trillingen in de grond. Soms worden ze echter misleid door een vogel die met zijn snavel op de aarde klopt en opzoek is naar een lekker hapje.
Vooraan op ⅓ deel van de worm zit een verdikking wat het zadel genoemd wordt. Voor het zadel bevinden zich alle vitale organen. Het voorste deel van het lichaam kan dan ook voortleven zonder het achterste gedeelte. Uit het voorste deel kan een nieuwe staart groeien. Het achterste deel kan geen nieuwe kop krijgen en bestaat grotendeels uit het spijsverteringsstelsel.
Wormen ademen door hun huid. Het is belangrijk dat de huid goed vochtig blijft, want bij uitdroging verstikt de worm en sterft. De huid van wormen is erg gevoelig en bij het verplaatsen van wormen is het het beste om een deel van hun omgeving mee te verplaatsen.
Wormen zijn tweeslachtig en hebben zowel vrouwelijke als mannelijke geslachtsdelen vooraan in het lichaam. Echter kan een worm zichzelf niet bevruchten en heeft daarvoor een partner nodig.
Tijdens de paring vormt zich rond beide een slijmband. Daarna schuift iedere worm zijn slijmband over het lichaam en worden de eieren bevrucht. De band sluit zich en vormt een cocon waaruit na enkele weken jonge wormpjes kruipen. De wormpjes zijn na een paar weken al volwassen en dat herken je aan het zadel.
]]>Compost is organisch materiaal dat gecontroleerd wordt afgebroken op een natuurlijke manier. Organisch materiaal bestaat uit stoffen die ooit van planten of dieren zijn geweest. Bladeren, plantresten, voedsel, turf en humus zijn voorbeelden van organische materialen. Organische materialen vergaan uiteindelijk in de natuur of wij kunnen het proces versnellen door het te composteren. Humus is het resultaat van vergane bladeren en plantresten door micro organismen.
Wanneer keukenafval op de composthoop terechtkomt bestaat het nog voor 80% uit water. Het vocht komt vrij wanneer micro-organismen met hun enzymen het afval beginnen te bewerken. Het voedingsrijke sap valt naar beneden en wordt ook wel percolaat genoemd. Het grootste gedeelte van wat dan nog achter blijft wordt omgezet in koolzuurgas (CO2). De uiteindelijke compost die je dan nog over houdt is ongeveer 15% van het oorspronkelijke gewicht van het keukenafval.
Tuinaarde heeft organisch materiaal nodig om water vast te houden, structuur te behouden en voor het voeden van bacteriën, schimmels en micro organismen. Organisch materiaal houdt de aarde levend.
Micro-organismen, bacteriën, schimmels en wormen spelen allemaal een belangrijke rol bij het afbreken van organisch materiaal. Ze scheiden enzymen uit die het plantenweefsel afbreken. De temperatuur, vochtigheid, het zuurstofgehalte en het soort materiaal spelen allemaal een rol bij hoe snel deze organismen het organisch materiaal afbreken.
Micro-organismen kunnen volledig zelfstandig organisch materiaal afbreken en veranderen in compost. Toch heeft composteren met wormen een aantal extra voordelen.
Compostering met wormen gaat vaak met behulp van een wormenbak.
Groen materiaal is zacht, makkelijk verteerbaar en rijk aan stikstof en water. Voorbeelden van groen materiaal zijn fruit, groente en jonge bladeren nog groen van kleur. Groen materiaal is vaak veel aanwezig in keukenafval.
Bruin materiaal verteerd trager, is een stuk droger en bestaat vaak uit oude bladeren, stengels en oude planten resten. Bruin materiaal zorgt voor een goede verluchting van de compost.
Een goede verluchting is belangrijk voor het composteren. Keukenafval bevat 21% zuurstof net als normale lucht. Onder aërobe omstandigheden ontwikkelen zich micro-organismen die zuurstof uit de lucht kunnen halen en dit omzetten in de geurloze gassen waterdamp en koolzuur. Het zuurstofgehalte zal daardoor dalen en zonder voldoende verluchting sterven de aërobe bacteriën. Het verteringsproces ligt echter niet stil en wordt overgenomen door anaërobe bacteriën. Echter produceren deze bacteriën gassen zonder zuurstof zoals ammoniak en zwavelwaterstof die schadelijk zijn voor andere organismen. Wormen zullen sterven en ook geeft de compost een grote stank af.
Een vochtige omgeving is voor micro-organismen en wormen erg belangrijk. Echter mag er ook niet teveel vocht aanwezig zijn, want dat verdrijft de zuurstof. In keukenafval is het vochtgehalte rond de 80% ideaal voor wormen.
Compost is zeer vruchtbaar en rijk aan voedingsstoffen voor planten. Vers geoogste compost bevat echter een hoog zoutgehalte en kan niet direct gebruikt worden voor zaaien of planten. Meng zuivere compost met potgrond, tuinaarde, turf of kokosgrond. Kwaliteitscompost heeft een grote hoeveelheid aan organische stoffen erin verwerkt. Deze stoffen komen vrij voor planten wanneer de compost in het potgrondmengsel verder verteerd. Eventueel kan je de compost nog eerst enkele weken laten drogen voordat je het gebruikt.
]]>Als je aarde voldoende organisch materiaal heeft bezit het ook genoeg macro en micro nutriënten voor een gezonde groei van planten. Toch kan het zo zijn dat niet alle mineralen voldoende aanwezig zijn door externe factoren zoals temperatuur, locatie, water en het type planten dat daar groeien. Compost gemaakt van verschillende ingrediënten kan nieuwe nutriënten toevoegen aan de aarde en de activiteit van micro organismen stimuleren.
In het geval dat de grond tekort schiet aan slechts enkele ingrediënten is het belangrijk om naar signalen van de plant zelf te kijken.
Vele soorten organismen bewonen de grond onder onze voeten. Miljoenen bacteriën zitten al op één theelepel aarde. Daarnaast zijn schimmels en wormen ook onderdeel van het web van organismen onder de grond. Deze organismen werken samen als een gemeenschap met planten en dieren en zijn afhankelijk van externe factoren.
Er zijn verschillende bacteriën onder de grond. Sommige breken koolstof rijk materiaal af. Anderen bacteriën richten zich op stikstof uit de lucht en zorgen ervoor dat deze nutriënten beschikbaar komen voor planten.
Schimmels compesteren ook organische materialen. Mycorhizza is een schimmelsoort dat zich hecht aan de wortels van een plant aan de hand van kleine haartjes en daarna voedingsstoffen uitwisselt met die plant. Net als bij bacteriën zijn er ook schimmels die slecht zijn voor planten.
Hoe efficiënt planten voedingsstoffen opnemen en verwerken is ook sterk afhankelijk van externe factoren zoals vocht, temperatuur, bodembeheer, zuurheid en de chemische samenstelling van nutriënten.
Het meeste wat planten opnemen is opgelost in water. Zonder voldoende water kunnen planten geen voordeel benutten uit de ingrediënten in de aarde. Micro organismen hebben meer moeite met het afbreken van materialen en nutrienten kunnen niet getransporteerd worden naar de juiste plekken. Bij het toedienen van meststoffen is het dus belangrijk dat planten eerst voldoende water krijgen.
Het toedienen van nutriënten wil nog niet zeggen dat ze ook daadwerkelijk gebruikt gaan worden door planten. Nutriënten kunnen verloren gaan doordat ze te snel wegzakken zoals bijvoorbeeld in een zanderige grond. Daarom is het belangrijk een goede bodemverbeteraar toe te voegen die de nutriënten opslaat.
Een te grote hoeveelheid meststoffen toedienen kan schadelijk zijn voor planten en ervoor zorgen dat nutriënten uit balans raken. Nitraten uit urine worden erg snel opgenomen door planten. Echter kunnen planten dit tot een bepaalde hoeveelheid opnemen en de rest van het nitraat blijft achter in de bodem. Dit kan uiteindelijk zorgen voor vervuiling van de grond en het bodemleven uit balans brengen.
Planten kunnen waarschijnlijk niet het verschil zien tussen organische en synthetische meststoffen, maar dat wil nog niet zeggen dat iets uit een laboratorium net zo goed is als dat van de natuur.